Wijzigingen financiële risico's

De financiële risico’s betreffen een overzicht van de belangrijkste financiële risico’s die een bestuur loopt en hoe het bestuur denkt deze al dan niet onder controle te krijgen. Het is onmogelijk om alle risico’s in kaart te brengen De meeste risico’s en bijhorende beheersmaatregelen zijn opgenomen in het organisatiebeheersingssysteem. Onderstaande overzicht brengt bepaalde risico’s in kaart .

1. Risico: ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting.

Terug naar navigatie - 1. Risico: ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting.

De ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting is voor de meeste Vlaamse gemeenten één van de voornaamste en meest stabiele inkomstenbronnen. Uit een analyse van de VVSG is evenwel gebleken dat de afhankelijkheidsgraad van deze belasting (aandeel APB in het totaal van de exploitatie) sterk schommelt van de ene gemeente ten opzichte van de andere. Gemeenten met een 0-tarief zijn helemaal APB-onafhankelijk, andere gemeenten halen tot 40% à 50 % van hun totale ontvangst uit deze belasting. Voor de gemeente Maldegem is dit 19% over de 6 jaren heen en dus is de afhankelijkheid slechts gemiddeld.

Hieraan zijn volgende risico’s verbonden:

  • De opbrengst is afhankelijk van de conjunctuur, de levensstandaard en de samenstelling van de inwoners. Gaat de (lokale) levensstandaard (en hieraan gekoppeld het lokale gemiddeld inkomen) erop vooruit, dan stijgen de opbrengsten uit deze belasting (en omgekeerd). Ook bij een aangroei van de bevolking neemt de opbrengst toe (in de mate dat deze nieuwe inwoners beschikken over een belastbaar beroepsinkomen). Een hoge graad van vergrijzing kan dan weer een negatieve impact hebben. De gemeente Maldegem behoort tot de groep van gemeenten met een sterke vergrijzing.
  • De inning van de aanvullende belasting is afhankelijk van het inningsritme van de FOD financiën. Pas na inkohiering van de individuele aanslagen, het versturen van de aanslagbiljetten (met een betaaltermijn van 2 maanden) én de daadwerkelijke inning van de verschuldigde belastingen zal de FOD financiën het gemeentelijk aandeel doorstorten. Sinds 2017 wordt er gewerkt met voorschotten (periode september-> april). Deze voorschotten hebben echter enkel impact op de thesaurie: de gemeente is zeker een vooraf bepaald bedrag te ontvangen, los van het inkohieringsritme van het bewuste aanslagjaar. Het heeft echter géén budgettaire impact: hierdoor kunnen er nog steeds budgettaire schommelingen ontstaan wat deze belangrijke opbrengstenrubriek betreft

Beheersmaatregelen : de inkomstenstromen uit de belasting worden maandelijks (vooruitgang van de inkohieringen) en jaarlijks (evolutie van de opbrengsten) opgevolgd.

De FOD financiën heeft een raming voor de APB ontvangsten doorgegeven in oktober 2022 voor de jaren 2022 tot 2025, waarin de taxshift impact werd opgenomen. De impact van de covid crisis zou zijn meegenomen.

Ondertussen is de inflatie wat bijgesteld en zullen de bedragen voor 2024 en 2025 waarschijnlijk lager liggen bij de volgende simulatie.

2. Risico: ontvangsten uit de opcentiemen op de onroerende voorheffing.

Terug naar navigatie - 2. Risico: ontvangsten uit de opcentiemen op de onroerende voorheffing.

Ook de opcentiemen op de onroerende voorheffing hebben een belangrijke impact op de financiën van de gemeenten. Voor de gemeente Maldegem is dit 22% van de totale ontvangsten. 
De gemeenteraad keurt - cfr. de regeling voor de aanvullende personenbelasting - een bedrag van opcentiemen goed die geheven zullen worden op de gewestbelasting. De Vlaamse Belastingdienst vestigt jaarlijks de individuele aanslagen van de Gewestbelasting, alsook van het aanvullend deel voor de lokale besturen (de zogenaamde opcentiemen). Na inning wordt het gemeentelijk aandeel doorgestort.

Hieraan zijn volgende risico’s verbonden:

  • De opbrengst is afhankelijk van de gemiddelde levensstandaard van de inwoners (via het gezamenlijk KI van de gebouwen en woningen),
  • De opbrengst is afhankelijk van de aanwezigheid van bedrijven en bedrijfspanden op het grondgebied (ook op deze gebouwen wordt onroerende voorheffing geheven).
  • Wordt negatief beïnvloed door vrijstellingsmaatregelen door de Vlaamse overheid (onder andere vrijstellingen op materieel en outillage, na renovatie van verwaarloosde en onbewoonbare woningen, verbouwen van handelspanden tot woning, ... )
  • Wordt positief beïnvloed door het aantal woningen in de gemeente: bij nieuwe verkavelingen worden gronden met een laag KI omgezet naar bebouwde percelen met een hoger KI (die dienen als belastbare grondslag). Ook de aanleg van nieuwe industrieterreinen of zones voor ambachten hebben hetzelfde effect.
  • Wordt negatief beïnvloed door leegstand, verkrotting en verwaarlozing. Leegstaande bedrijfspanden worden vrijgesteld wegens inactiviteit, verkrotting en verwaarlozen leidt bij herschatting tot een lager KI van het pand zelf, en mogelijks een lagere aantrekkingskracht van de panden uit de omgeving. Zo kan Ieegstand en verkrotting onrechtstreeks en op middellange termijn een negatieve impact hebben op het KI van een ganse zone/regio.

De Vlaamse belastingdienst heeft een raming voor 2023 bezorgd in oktober 2022. De jaren 2024 en 2025 werden geraamd op basis van de consumptie index vooruitzichten van het planbureau ook in oktober 2022.

Ondertussen heeft het planbureau haar vooruitzichten voor de consumptie index wat verlaagd.

3. Risico: ontvangsten uit andere gemeentelijke belastingen

Terug naar navigatie - 3. Risico: ontvangsten uit andere gemeentelijke belastingen

Lokale overheden hebben de bevoegdheid om een eigen fiscaal instrumentarium uit te bouwen Dit zijn belastingen waarvoor de gemeente zelf instaat voor het opmaken van het reglement, het vaststellen van het belastingkohier, het versturen van de individuele aanslagen en de inning ervan.
De belastbare grondslagen zijn divers. Dergelijke reglementen worden overwegend goedgekeurd voor een periode van 6 jaar, waarvan er 1 jaar de legislatuur overschrijdt.

  • Risico’s
    De toezichthoudende overheid vernietigt het reglement: in dat geval dient de gemeenteraad zich opnieuw te buigen over een aangepast reglement, waarna de procedure opnieuw start. In de tussentijd kunnen er geen belastingaanslagen worden opgemaakt.
  • Het reglement wordt aangevochten bij de Raad van State (na de beslissing van de toezichthoudende overheid). De gemeente kan bij een vernietiging zelf naar de Raad van State gaan om alsnog haar gelijk te halen. De bezwaarindiener kan dit ook als hij/zij in eerste instantie bot vangt bij de toezichthoudende overheid. In beide gevallen zijn we vertrokken voor een lange periode van rechtsonzekerheid (dergelijke procedures kunnen verschillende jaren aanslepen).
    Indien het reglement in eerste orde werd goedgekeurd door de toezichthoudende overheid, kan de gemeentebelastingen heffen en innen conform dit reglement. De opbrengsten dienen dan voorzichtigheidshalve gereserveerd te worden, aangezien de belastingplichtige integraal moet worden terugbetaald als de Raad van State het reglement alsnog vernietigt.
  • Een individuele aanslag wordt aangevochten door een belastingplichtige. In eerste instantie kan het risico beperkt blijven tot de aanslag zelf: indien het college vaststelt dat de heffing onterecht werd gevestigd volstaat het om de belastingplichtige te ontheffen. Desgevallend kan een nieuwe (correcte) aanslag gevestigd worden in de mate dat het belastbaar tijdperk nog niet verstreken is. Indien het college echter tot het besluit komt dat de aanslag terecht is, dan kan de belastingplichtige hoger beroep aantekenen bij de rechtbank van eerste aanleg. Tijdens deze procedure kan andermaal het reglement worden aangevochten. Een eventuele negatieve uitspraak tegen het reglement geldt dan echter niet erga omnes: enkel de individuele belastingplichtige zal er voordeel uit kunnen halen. Het reglement zelf is dan echter ook niet meer bruikbaar voor de toekomst (zoals bij een vernietiging door de Raad van State),
  • De Minister verbiedt het gebruik van bepaalde reglementen.

Beheersmaatregelen

  • Bij de vernieuwing van bepaalde reglementen werd een screening gedaan door een extern jurist.
  • Er wordt steeds rekening gehouden met de opmerkingen van de toezicht houdende overheid.
  • Personeelsleden van de dienst financiën worden continu opgeleid op vlak van lokale fiscaliteit

 

4. Risico: Pensioenbijdrage statutaire ambtenaren en responsabiliseringsbijdrage

Terug naar navigatie - 4. Risico: Pensioenbijdrage statutaire ambtenaren en responsabiliseringsbijdrage

Een responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd door de lokale besturen waarvan de pensioenlast , voor hun gewezen vastbenoemde personeelsleden en/of hun rechthebbenden meer bedraagt dan de wettelijke basispensioenbijdragen  die zijn voor datzelfde jaar betaald. 
Het verschil tussen beide (=deficit) wordt vermenigvuldigd met de responsabiliseringscoëfficiënt en het resultaat vormt het bedrag van de bruto responsabiliseringsbijdrage. De responsabiliseringscoëfficiënt is een (tijdelijke) korting die deficitaire besturen genieten op hun deficit.
De responsabiliseringsbijdrage zorgt er met andere woorden voor dat de ene gemeente niet moet opdraaien voor de opgebouwde pensioenlast van de andere.

Risico’s
Twee factoren hebben met andere woorden een impact op de responsabiliseringsbijdragen
1.    De pensioenlast van de gewezen vastbenoemde personeelsleden. Deze pensioenlast daalt bij het overlijden van een gepensioneerd voormalig statutair personeelslid. De pensioenlast stijgt telkens er een statutair personeelslid met pensioen gaat.


2.    De wettelijke basispensioenbijdrage die de gemeente jaarlijks (op maandbasis) overmaakt aan het wettelijk pensioenfonds (via RSZ). Deze bijdrage wordt berekend op het basisloon van de in dienst zijnde statutaire ambtenaren. In de mate dat de gemeente statutaire ambtenaren niet vervangt, of vervangt door contractuele ambtenaren, daalt de bijdrage aan het wettelijk pensioenfonds van RSZ. Het pensioen van contractuele ambtenaren wordt immers betaald door een ander (gesolidariseerd) pensioenfonds. De patronale bijdrage die de gemeente betaalt voor contractuele personeelsleden (28,86%) is lager dan deze voor statutaire ambtenaren (50,19%), De werknemersbijdrage bedraagt in beide gevallen 7,5%.

De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd heeft een tijdelijk positief gevolg voor de evolutie van de te betalen responsabiliseringsbijdrage. Statutaire ambtenaren gaan immers een paar jaar later met pensioen.
Gedurende die jaren spijst de gemeente verder de pensioenkas, terwijl aan de betrokken ambtenaren gedurende die extra jaren nog geen pensioen dient uitbetaald te worden.
Op heden is er nog geen solidariteit tussen de responsabiliseringsbalans van de gemeente en het OCMW binnen eenzelfde gemeente. Een gemeentebestuur kan met andere woorden deficit zijn, terwijl het OCMW een positief saldo vertoont. In dat geval wordt het overschot van de gemeente gebruikt voor de solidariteit van andere besturen, terwijl er voor het deficitair bedrag van de gemeente toch een bijdrage moet worden betaald.

De Vlaamse Regering heeft beslist dat zij de helft van de responsabiliserings-bijdrage van de lokale besturen zal bijpassen.
De pensioendienst heeft de een raming gemaakt van de te betalen responsabiliserings-bijdrage:

  • Beheersmaatregel en opvolging
    Regelmatig monitoren van de evolutie van de responsabiliseringsbijdrage door de ramingen bij pensioendienst op te vragen.
  • Er werd een visie uitgewerkt door het bestuur waarbij statutairen steeds worden vervangen door contractuelen.

5. Risico: betwistingen en rechtszaken

Terug naar navigatie - 5. Risico: betwistingen en rechtszaken

Inwoners en bedrijven vinden steeds vaker de weg naar juridische procedures om hun gelijk te halen in een dispuut waarin de lokale overheden betrokken zijn.
In de vorige jaren en op heden zijn er geschillen met betrekking tot fiscaliteit, omgevingsvergunningen, overheidsopdrachten, de aansprakelijkheid als wegbeheerder, enzovoort.

De geschillen worden centraal opgevolgd door de juridische dienst, en de mogelijke (negatieve) financiële impact wordt tijdig en ernstig ingeschat. Indien nodig kan het gemeentebestuur financiële reserves aanleggen als er onzekerheid is wat betreft de goede afloop van een hangend geschil van een belangrijke omvang. Het bestuur laat zich meestal bijstaan door juridische experten.

Lopende belangrijke geschillen:
•    Er is een ondergronds lek in de douches van de sporthal MEOS. Er werd hiervoor een schadedossier ingediend. De verantwoordelijkheid werd nog niet vastgesteld. Er werden in 2019 reeds herstellingen uitgevoerd zodat het lek niet nog meer schade zou veroorzaken. Er werd een tijdelijke oplossing voorzien. De procedure is nog steeds lopende. De verzekering zal tussenkomen in het herstel van 2 kleedkamers.

•    Aankoop grond Reesinghe: Er werd in 2021 een compromis ondertekend voor de aankoop van een aantal percelen in het Reesinghe gebied. Er werd een voorschot betaald t.b.v. 10% (165.816 euro). De aankoopbelofte  werd echter beslist in de gemeenteraad van 16 december. De eigenaars eisen de verkoop. Op 23 mei is er vonnis betekend waarin de gemeente Maldegem de aankoop moet uitvoeren. Hiervoor was geen budget voorzien. Bij de eerstvolgende meerjarenplanaanpassing worden de kredieten opgenomen. Volgende zaken werden uiteindelijk betaald in 2023:

Beheersmaatregel en opvolging
•    De geschillen worden opgevolgd door de juridische dienst.
•    Van zodra meer zekerheid is inzake de omvang van het geschil wordt er een reserve aangelegd in de boekhouding
•    Het bestuur is ingedekt via de verschillende verzekeringspolissen.

6. Risico: Fraude in betalingsverkeer

Terug naar navigatie - 6. Risico: Fraude in betalingsverkeer

Ook rond het dagelijks betaalverkeer van lokale besturen vallen een aantal risico's te noteren. Er zijn immers concrete fraudegevallen gekend bij andere besturen waarbij facturen van leveranciers onderschept worden door oplichters, die vervolgens een quasi perfecte kopie overmaken aan het lokaal bestuur met dien verstande dat het rekeningnummer werd aangepast. Op die manier tracht men grote sommen te onderscheppen.

Ook CFO-fraude is een gekend fenomeen in de sector. De oplichter geeft zich in dit geval uit als een gezaghebbende persoon of tracht op een sluikse wijze te achter halen wie welke tekenbevoegdheid heeft. Op basis van mooie praatjes wordt vervolgens geprobeerd om medewerkers aan te zetten tot het uitvoeren van financiële transacties richting de bankrekening van de oplichter.
Ook 'hacking' (het ongeoorloofd binnentreden in computersystemen of het versleutelen van bestanden om deze dan tegen betaling opnieuw vrij te geven) en phishing (valse e-mail berichten versturen met de bedoeling om de ontvanger aan te zetten tot de verrichting van een financiële transactie of het vrijgeven van codes) zijn een gekend fenomeen.
Regelmatig worden de diensten op de hoogte gebracht van dit risico door de ICT dienst.

Naast risico's rond fraude zijn er ook de gekende risico’s met betrekking tot de inhoudingsplicht in het kader van overheidsopdrachten. In verschillende fases van de overheidsopdracht wordt dit gecontroleerd via een centrale site van de RSZ.

Beheersmaatregel en opvolging
•    Er zijn interne procedures vastgelegd om dit risico te minimaliseren. Er kunnen maar een beperkt aantal medewerkers bankrekeningen toevoegen of wijzigen en er wordt steeds via een externe bron een controle uitgevoerd.
•    ICT sensibiliseert de medewerkers op gebied van phishing en hacking

7. Risico: Toegestane (bank) waarborgen

Terug naar navigatie - 7. Risico: Toegestane (bank) waarborgen

Het gemeentebestuur staat in bepaalde gevallen borg bij financiële instellingen voor leningen van andere organisaties. Het betreft meestal besturen die niet bij machte zijn om eigen belastingen te heffen of intercommunales die voor de aanrekening van inkomsten afhankelijk zijn van een beheersoverdracht door de gemeente.
Het openstaand bedrag van deze waarborgen wordt jaarlijks meegedeeld aan de gemeente. Het bedrag van de borgstelling wordt opgenomen in de gemeentelijke boekhouding onder klasse 0 en jaarlijks geactualiseerd. Het risico van deze borgstellingen is op het eerste gezicht beperkt:

  • het OCMW is wat de (slot)financiering betreft 100 % afhankelijk van de gemeente.
  • Intercommunales hebben over het algemeen een investeringspolitiek met een laag risico in stabiele sectoren (zoals energie, afval)

Het rsico neemt toe naarmate de gemeente minder zicht of impact heeft op het financieel beheer van de organisatie waarvoor er borg verleend wordt en is nooit helemaal weg. 

De gemeente staat borg voor de leningen van het AGB Maldegem (2.487.429,14 euro per 31/12/2022) en Fluvius (81.958 euro per 31/12/22). Het OCMW staat borg voor de leningen van het Zorgbedrijf Meetjesland (6.540.440 euro per 31/12/2022).

8. Risico: Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten)

Terug naar navigatie - 8. Risico: Financiële linken met partnerbesturen (verbonden entiteiten)

Bij de opmaak van de meerjarenplanning werden niet enkel de eigen ontvangsten en uitgaven tegen het licht gehouden, maar tevens deze van de "verbonden entiteiten". Binnen de beperkingen van de beschikbare financiële middelen moeten ook deze partnerbesturen in samenspraak met hun moederentiteit(en) weloverwogen keuzes maken. 
Hierbij mag de regelgeving niet over het hoofd gezien worden. De verbonden entiteiten volgen elk hun eigen weg: zo worden de politie- en de hulpverleningszones nog steeds federaal geregeld, terwijl kerkfabrieken, intercommunales en autonome gemeentebedrijven Vlaams worden aangestuurd. Deze complexiteit maakt een goede opvolging er niet eenvoudiger op.
Afspraken rond het personeelskader, de aanvaardbare werkingskosten, acceptabele groeivoeten, de wijze van financiering en het omgaan met eventuele reserves… het is maar een greep uit de diverse elementen die werden afgetoetst met de partners om onaangename verrassingen te vermijden. Een gebrek aan dergelijke afspraken houdt dus zonder twijfel ernstige risico’s in.
Het kan ook nuttig zijn om verbonden entiteiten zelf geen leningen te laten afsluiten en de investeringen steeds te financieren via buitengewone middelen (en dus ook niet met overschotten uit de gewone werking). Dit is zo voor de politiezone en de hulpverleningszone.  De partnerbesturen blijven op die manier de nodige investeringsruimte behouden en blijven zelf schuldenvrij (want eigen financiering zal meestal duurder uitvallen, en vaak ook nog een borgstelling eisen van het moederbestuur).
Tevens biedt het de gemeenten de mogelijkheid autonoom hun eigen financieringswijze van de buitengewone toelagen te kiezen.

Beheersmaatregel en opvolging
•    De meerjarenplannen worden op elkaar afgestemd qua timing en financiële haalbaarheid
•    Er zijn overlegmomenten met de meeste partnerbesturen zodat er inzicht wordt verkregen in beslissingen/evoluties die een impact kunnen hebben op het lokaal bestuur Maldegem.

Politiezone Maldegem
In de sector is er reeds enige tijd onrust over de toekomstvisie van de hogere overheden over de ideale (en minimale) schaalgrootte van lokale politiezones, om te kunnen voldoen aan alle basisfunctionaliteiten. Of het zal komen tot een vrijwillige dan wel verplichte fusieoperatie is op heden nog steeds niet duidelijk.
De pensioenproblematiek weegt zwaar door bij de politiezone, door de hoge graad van statutairisering en het gegeven dat de personeelskosten het gros van de uitgaven zijn (90% in 2022).  De vele loonindexeringen zorgen ervoor dat de kost sterk stijgt. 

Door de fusie met de politiezone Aalter zal er een nog grotere stijging van de dotaties zijn.

Hulpverleningszone Meetjesland 
Op 1 januari 2015 zijn de hulpverleningszones in het leven geroepen. De brandweer en de dringende geneeskundige hulpverlening (DGH) functioneren sindsdien als een aparte, autonome entiteit, zowel op operationeel, juridisch als financieel. De hulpverleningszone Meetjesland bestond toen uit 9 gemeenten: Aalter, Eeklo, Maldegem, Knesselare, Kaprijke, Nevele, Sint-Laureins, Waarschoot en Zomergem. Sinds 2019 bestaat de zone slecht uit 5 gemeenten: : Aalter, Eeklo, Maldegem, Kaprijke en Sint-Laureins.
De doelstelling van de federale overheid is hierbij steeds geweest dat deze brandweerhervorming geen meerkost voor de gemeenten en steden mocht inhouden. Maar deze stelling komt steeds meer onder druk te staan. De financiering van de werking van de zone gebeurt voornamelijk door toelagen van de federale overheid enerzijds en via gemeentelijke dotaties anderzijds.
De onzekerheid omtrent het aanhouden van het vooropgestelde groeipad van de federale basis- en aanvullende dotatie van de federale overheid, de reële kostprijs van het nieuwe statuut bij volle werking, evenals de steeds hogere eisen inzake opleidingen en de grote investeringsbehoeftes binnen de zone zijn een aantal elementen uit de hervorming die mogelijk toch kunnen resulteren in bijkomende (zware) financiële lasten.

Autonoom gemeentebedrijf Maldegem
In de vorige legislatuur werd de wijze van financiering van het AGB gewijzigd om die in overeenstemming te brengen met de vigerende btw-wetgeving.
Sedert 1 januari 2016 kan niet langer gewerkt worden met werkingssubsidies omdat er een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de prijs en de subsidie die de gemeente betaalt om een welbepaald goed te leveren of een welbepaalde dienst te verrichten. Het ‘tekort’ van het AGB moet daarom opgevangen worden door het toekennen van een ‘prijssubsidie’, waarbij de gemeente - om een economisch rendabel AGB te hebben – tegemoetkomt in het tarief van de aangerekende prestaties van het AGB en hierop btw betaalt. Aangezien de btw in hoofde van de gemeente niet aftrekbaar is, ontstaat hierdoor een btw-lek, wat resulteert in extra kosten voor de gemeente. In het meerjarenplan werd hiermee rekening gehouden.
Dit vergt een permanente opvolging en bijsturing, zoals het aanpassen van de prijssubsidiefactor en de fiscaliteit te optimaliseren.

Erediensten
Met de kerkfabrieken dienen de gemeentebesturen een afsprakennota af te afsluiten. Hierin wordt de algemene samenwerking, maar ook de financiële afspraken en contouren vastgelegd waarbinnen de kerkfabrieken zich de komende legislatuur kunnen bewegen.
De dotatie wordt vastgelegd op102.380 euro voor de 5 kerkfabrieken op het grondgebied van Maldegem samen, en stijgt niet de komende jaren in het huidig meerjarenplan. Het is de bedoeling dat bepaalde kerken een bijkomende bestemming krijgen of helemaal herbestemd worden in het licht van de dalende kerkdiensten. In het voorstel kerkenbeleidsplan blijven alleen de kerk in Maldegem centrum en deze in Kleit open. De andere 3 moeten dus herbestemd worden. De kerk van Donk werd recentelijk verkocht.
Zorgbedrijf Meetjesland 
In 2018 werd het zorgbedrijf Meetjesland opgericht. Bepaalde diensten van het OCMW werden erin onder gebracht: WZC Warmhof, poetsdienst, CADO, assistentiewoningen,…
Het OCMW dient jaarlijks het verlies bij te passen via een dotatie. Er wordt ook een investeringssubsidie gevraagd voor de nodige investeringen.  De uiteindelijke bijdrage voor 2022 was hoger dan gebudgetteerd. Het is niet zeker dat de cijfers opgenomen in het meerjarenplan voldoende zullen zijn.

9. Risico: dalende dividenden uit IMEWO

Terug naar navigatie - 9. Risico: dalende dividenden uit IMEWO

p 13 augustus 2020 heeft de VREG de tariefmethodologie gepubliceerd voor de distributie van elektriciteit en aardgas gedurende de periode 2021-2024. Helaas tonen eerste analyses aan dat deze aangepaste tariefmethodologie zal leiden tot een significante daling van de gereguleerde winst van de opdrachthoudende verenigingen en wel om volgende redenen:

  • de VREG verlaagt de gewogen gemiddelde kapitaalkostenvergoeding van 4,80% naar 3,50% en past deze vergoeding bovendien niet langer toe op het volledige gereguleerde actief (RAB – Regulated Asset Base). In concreto wordt de vergoeding van de meerwaarde stapsgewijs afgebouwd over een periode van acht jaar;
  • de VREG legt hogere synergiebesparingen op aan de Fluvius-groep dan voorzien in de interne, onderbouwde planning. Daar bovenop worden nog eens jaarlijkse productiviteitsverbeteringen opgelegd;
  •  de door de VREG gehanteerde trendmethodologie houdt geen rekening met een snelle stijging van de kosten door de snelle uitrol van digitale meters, waardoor een discrepantie ontstaat tussen de gemaakte kosten en het door de regulator toegelaten inkomen. Dit verschil zou kunnen worden opgevangen door het toekennen van voorschotten. In concreto werd voor 2021 reeds een voorschot toegekend door de VREG, maar nog niet voor de daarop volgende jaren.

Het is duidelijk dat mitigerende maatregelen nodig zijn om de financiële gezondheid van de Fluvius-groep te vrijwaren. Naast het realiseren van bijkomende besparingen en het herbekijken van de investeringsplannen, zal Fluvius een (neerwaartse) bijsturing van het dividendbeleid grondig onderzoeken.
De cijfers werden recentelijk door Fluvius toegelicht. Voor Maldegem betekent dit een daling van 1,2 miljoen voor de jaren 2022 tot 2025. Deze cijfers werden opgenomen in deze meerjarenplanaanpassing. De Vlaamse regering zal een deel compenseren.

10. Risico: projectplanning in functie van beschikbare budgetten en liquide middelen

Terug naar navigatie - 10. Risico: projectplanning in functie van beschikbare budgetten en liquide middelen

Een oud zeer in heel veel gemeentebesturen is de lage graad van de realisatie van het vooropgestelde investeringsprogramma. Uitvoeringsgraden lager dan 60% zijn geen uitzondering ook niet bij de gemeente Maldegem. Dit zorgt voor heel veel problemen, niet alleen inzake optimale projectplanning, maar eveneens kan dit leiden tot onrealistische budgettering en vooral inefficiënte financiering. 
De BBC beoogt de financiering te sturen vanuit liquiditeitsnoden en niet langer vanuit de budgetten. Maar ook dit vereist binnen het bestuur een degelijk projectmanagement, wat niet alleen een duidelijke en tijdsgebonden planning inhoudt, maar al evenzeer een realistisch en haalbaar investeringsprogramma. Er wordt te vaak vanuit politiek oogpunt projecten en investeringen in een bepaald jaar ingeschreven, terwijl vooraf goed geweten is dat deze niet haalbaar zijn. Hoeveel de gemeente op jaarbasis kan investeren is immers zowel financieel als operationeel gelimiteerd. Dergelijke wijze van budgettering belast de administratie onnodig. Enerzijds de uitvoerende diensten, die de druk en stress ervaren om het onhaalbare toch mogelijk te maken. Anderzijds de financiële dienst, die zijn thesaurieplanning en het aangaan van nieuwe leningen niet kan stoelen op betrouwbare cijfers en assumpties. Dit kan opgelost worden door te werken met kortetermijnleningen, om dan na een periode over te gaan tot structurele financiering onder de vorm van een langlopende lening aangegaan in functie van de reële realisatiegraad.

Beheersmaatregel en opvolging

  • Bij de opmaak van de meerjarenplanaanpassing wordt er een realistische projectplanning opgemaakt die financieel en operationeel haalbaar is.
  •  Pepperflow wordt gebruikt als monitoring en projectplanning  tool.
  •  Projectfiches worden gebruikt, die gevalideerd dienen te worden indien er een belangrijke financiële en/of operationele impact is.
  • Periodieke rapportering over de vooruitgang van budgetten en projecten.

11. Risico: schuldenlast beheren en onder controle houden

Terug naar navigatie - 11. Risico: schuldenlast beheren en onder controle houden

De schulden van de gemeente zijn gedaald van 20,9 miljoen euro in 2014 naar 10,5 miljoen euro per einde 2021. Voor het OCMW zijn de schulden gedaald van 4,3 miljoen naar 2,4 miljoen. Dit was een bewuste keuze van het bestuur. 

Besturen worden door de BBC geholpen om hun schulden onder controle te houden. Het tweede evenwichtscriterium - de autofinancieringsmarge (AFM) - heeft precies de bedoeling om de structurele gezondheid van de gemeente en OCMW na te gaan. Vanaf 2020 komt daar de gecorrigeerd AMF bovenop, waarbij een bestuur moet kunnen aantonen dat het voldoende aflost in verhouding tot haar openstaande schuld. De gemeente en het OCMW Maldegem behalen dit evenwichtscriterium over alle jaren.
De schuldenlast onder controle houden, vergt sowieso veel inspanningen. De gemeente doet aan actief schuldbeheer dat leidt tot optimalisaties van de schuldenportefeuille en tot meer evenwicht in korte en lange termijnschulden die binnen een bepaald aanvaardbaar risicokader kunnen resulteren in meer budgettaire ruimte. 

Volgende risico's inzake het schuldbeheer moeten worden afgedekt:
•    het renterisico: het risico op hogere rentelasten omwille van de wijzigende rente-omgeving. 
•    het aflossingsrisico: het risico dat verband houdt met de terugbetaling van leningen en certificaten of hogere aflossingen omwille van de wijzigende omgeving;
•    liquiditeits- en herfinancieringsrisico: het risico om onvoldoende financiering te vinden in de markt;
•    kredietrisico: het risico dat de tegenpartij van een krediet in faling gaat;
•    productrisico: vandaag worden heel wat creatieve lange- en korte termijn kredietproducten aangeboden. Het is niet evident om al die producten ten volle te doorgronden en de risico's goed af te wegen en er al dan niet gebruik van te maken.

Beheersmaatregelen en opvolging:
•    Bij het aangaan van nieuwe leningen oog hebben voor diversificatie van de schuldenportefeuille.
•    De op te nemen leningen in het meerjarenplan werden gesimuleerd met een gemiddelde looptijd van 25 jaar en een vaste interestvoet van 2%. De schommelingen van de lange termijn rente zijn onderhevig aan vele factoren waardoor het onmogelijk is om die accuraat in te schatten. 
•    Het bestuur doet aan actief schuldbeheer waardoor op regelmatige tijdstippen de kredietportefeuille samen met de banken wordt geanalyseerd om zo tot eventuele besparingen te bekomen, of minder risico’s in te bouwen door bijvoorbeeld een vaste rentevoet voor een langere looptijd te nemen.

in onderstaande tabel de evolutie van de bankleningen met ramingen uit het huidige meerjarenplan. Er was voorzien om in 2023 10,6 miljoen euro aan leningen op te nemen. Waarschijnlijk zal pas in het najaar een lening worden opgenomen, maar voor een lagere bedrag. Dit afhankelijk van de vooruitgang van een aantal investeringsprojecten.

12. Risico: aanwending subsidies voor de inzameling van afvalwater

Terug naar navigatie - 12. Risico: aanwending subsidies voor de inzameling van afvalwater

Tegen 2027 moet Vlaanderen voldoen aan de Europese kaderrichtlijn Water. Dit impliceert dat het Vlaamse oppervlakte- en grondwater tegen dan van goede kwaliteit moet zijn. Dat gaat niet zonder voldoende zuivering. Het beleid van de nieuwe gemeentebesturen is cruciaal om deze doelstelling tijdig te bereiken.
Drinkwatermaatschappijen leveren niet alleen drinkwater, ze moeten ook voorzien in collectieve maatregelen om het afvalwater te transporteren, te verzamelen en te zuiveren. Met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde drinkwater, zijn de drinkwatermaatschappijen immers saneringsplichtig. Hiermee werd een eerste aanzet gegeven tot het aanrekenen van een redelijke bijdrage in de kosten van de waterdiensten (incl. de hulpbron- en milieukosten) aan de gebruikers van deze diensten, een vereiste van de Europese kaderrichtlijn Water. Daarom betalen de verschillende gebruikers een bijdrage in de kosten van deze waterdienst via de integrale drinkwaterfactuur en/of de heffing op de waterverontreiniging.
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft de opdracht gekregen om te onderzoeken op welke wijze de gemeentelijke rioolbeheerders omgaan met de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage respectievelijk -vergoeding. De gemeente rapporteert hiervoor jaarlijks aan de VMM. 
De gemeente kan de saneringsheffing aanwenden voor:

  • investeringsuitgaven: nieuwbouw- en renovatie investeringen incluis het herstel van de bovenbouw in de oorspronkelijke toestand of aanleg van nieuwe bovenbouw (incluis studiekosten, materialen, personeelskosten, intrest- en rentelasten) ;
  • onderhoudsuitgaven: alle kosten voor onderhoud aan de saneringsinfrastructuur (incluis personeelskosten, kosten door derden, Ieningen en rentelasten).

De gemeente moet erop toezien dat de saneringsbijdragen die ontvangen worden van de inwoners via de drinkwaterfactuur aangewend worden voor de organisatie van opvang van afvalwater. Jaarlijks wordt gemonitord (op basis van de rapportering van kosten, opbrengsten en overgedragen resultaten aan de VMM) in welke mate dit het geval is.

Risico’s
Het is belangrijk om een planning op korte, middellange en lange termijn te maken wat betreft de investeringen in het systeem voor opvang van afvalwater (onder meer rioleringsstelsel). Op die manier kan de kwaliteit van het stelsel en de daaraan gekoppelde boekwaarde (en jaarlijkse afschrijvingswaarde) op peil gehouden worden.
Indien de gemeentelijke afrekening een surplus zou vertonen, dan loopt de gemeente het risico dat de geïnde saneringsbijdragen terugbetaald moeten worden. Bovendien zou dit ook betekenen dat er onvoldoende inspanningen geleverd worden om de eigen prestaties qua riolerings- en zuiveringsgraad te verhogen. Dit heeft een impact op de globale Vlaamse score, die de toets van de Europese Kaderrichtlijn Water zal moeten doorstaan. 
Momenteel is het een positieve afrekening. Dit komt omdat niet alle kosten in het verleden werden toegewezen aan riolering, o.a. de intresten van leningen. 
Omdat er zoveel verschillen waren heeft de VMM een nieuwe rapportering opgelegd vanaf 2021, via de jaarrekening 2020 waar er dan gewerkt wordt met procentuele toeslag op de overhead en de leningen. 

Het resultaat voor het boekjaar 2022 werd onlangs gesimuleerd en is negatief. Gecumuleerd is wel nog een positief resultaat. In de komende jaren en ook dit jaar wordt er nog fors geïnvesteerd.

13. Risico: opvolgen inkomende subsidies

Terug naar navigatie - 13. Risico: opvolgen inkomende subsidies

Lokale besturen ontvangen heel veel subsidies. Maar lopen er ook evenveel mis, vooral projectsubsidies. Het is belangrijk een goed zicht te hebben op alle subsidies die het bestuur ontvangt en deze in kaart te brengen. Er is een personeelslid aangesteld om dit op te volgen. Dit heeft wel zijn gevolgen: het voorbereiden en het tijdig indienen van subsidiedossiers brengt best wel wat werk zich mee en vergt ook een goede communicatie en samenwerking tussen de diensten onderling.
Er zijn algemene en specifieke subsidies. Het voornaamste voorbeeld van het eerste zijn de middelen die de gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds. Deze dienen ter financiering van de algemene werking en vereisen geen verdere rapportering.

Specifieke subsidies zijn middelen die worden toegekend ter financiering van toewijsbare kosten in de organisatie. Vaak zijn deze loongerelateerd. Het lokale bestuur zal het aanwenden van deze middelen dienen te verantwoorden.
Subsidies kunnen structureel of éénmalig zijn. Het is van essentieel belang steeds de voorwaarden die gekoppeld zijn aan de toelagen goed in het achterhoofd te houden. Over het permanent opvolgen van het subsidiedossier en bijhouden van de verantwoordingsstukken moeten goede, interne afspraken worden gemaakt.
Structurele toelagen worden opgenomen in de meerjarenplanning, hetzij op basis van meerjarige cijfers verstrekt door de betoelagende overheid, hetzij door een eigen groeivoet toe te passen.

Men dient alert te zijn met eenmalige subsidies. Vanuit goed financieel beheer wordt er over gewaakt dat een eenmalige subsidie niet meermaals wordt aangewend. Het koppelen van subsidiestromen aan de juiste uitgaven is dus heel belangrijk.
Besturen moeten ook attent zijn bij tijdelijke subsidies ter stimulering van bepaalde (loon)facetten in de organisatie. Het bestuur moet er zich terdege van bewust zijn dat vanaf het ogenblik dat deze subsidie vervalt, de gerelateerde (personeels)kost ten volle dient te worden gedragen.

We verwijzen ook naar de sectorale subsidies in de vrijetijdssector die, sedert een aantal jaar, geïncorporeerd zijn in het gemeentefonds. De omvang van deze subsidiestroom is en blijft gebaseerd op het basisjaar 2013 en wordt bovendien niet langer geïndexeerd. Het moet voor het bestuur duidelijk zijn dat een gelijkblijvend beleid jaar na jaar meer centen zal kosten en steeds zwaarder op het budget zal wegen door het structurele tekort dat elk jaar toeneemt.

14. Risico: beleid rond structureel onvermogende debiteuren

Terug naar navigatie - 14. Risico: beleid rond structureel onvermogende debiteuren

Steeds meer besturen krijgen te maken met wanbetalers. Heel veel schoolfacturen blijven onbetaald. De sociale armoede neemt toe en een gedeelte van de OCMW-cliënten zijn niet meer in staat om de toegekende voorschotten terug te betalen.

De gemeente en het OCMW Maldegem hebben een strikt debiteurenbeheer in het kader van organisatiebeheersing. Diverse beheersmaatregelen in elke fase van de invordering werden uitgetekend en ingevoerd. Afspraken over het aantal maningen, een laatste aangetekende herinnering, het tijdstip waarop een deurwaarder wordt ingeschakeld zijn maar een paar belangrijke stappen die werden uitgewerkt, hierbij rekening houdend met het onderscheid tussen invordering van fiscale en niet-fiscale schulden. De invorderingsregels worden opgenomen in een retributiereglement. Er worden aanmaningskosten aangerekend voor de aangetekende zendingen.

De kennis van medewerkers is hierbij even cruciaal. De medewerkers volgen jaarlijks opleidingen. 
Er wordt nauw en transparant samen gewerkt met de deurwaarder. Er worden vooraf mogelijke solvabiliteitsonderzoeken gevoerd. Anderzijds werd er bij de deurwaarder aangedrongen om het maken van (nutteloze) kosten zoveel als mogelijk te beperken, en bij gebrek aan uitvoeringsmaatregelen snel over te gaan tot het uitreiken van een attest van onvermogen en dit zonder kosten. Het bestuur kan dan wel de invorderingskosten onder controle houden, de ratio van het aantal effectief ingevorderde dossiers zal toch een stuk lager ligger wanneer de deurwaarder al te snel overgaat tot afsluiting van dossiers wegens "gebrek aan middelen”. Een "aparte" behandeling voor OCMW-cliënten is in vele gemeenten geen uitzondering. De debiteuren bevinden zich vaak in sociaal moeilijke omstandigheden en te stringente invorderingsregels kunnen contraproductief uitvallen. Dit wil uiteraard niet zeggen dat de opvolging losser is, integendeel. Deze openstaande vorderingen worden van zeer nabij opgevolgd, maar met meer ruimte om in te spelen op specifieke sociale situaties en waarbij soms wat extra invorderingsstappen worden ondernomen. De aangegane terugbetalingsverbintenissen worden vervolgens in nauw overleg met de maatschappelijk werker per cliënt opgevolgd.

15. Risico: Stijgende energieprijzen

Terug naar navigatie - 15. Risico: Stijgende energieprijzen

De energieprijzen stijgen zeer sterk. dit heeft een grote jaarlijkse financiële impact. De energieleverancier vlaams energiebedrijf maakt ramingen op. Deze van juni 2023 zijn opgenomen in onderstaande tabel. 

Er wordt sterk ingezet om het gemeentelijk patrimonium energiezuiniger te maken de komende jaren.  De bedragen opgenomen in het huidig meerjarenplan zijn hoger.

16. Risico: Stijgende bouwkosten

Terug naar navigatie - 16. Risico: Stijgende bouwkosten

De bouwsector maakt sinds de uitbraak van corona onzekere tijden door. De grote renovatiehonger van thuiswerkers leidde aanvankelijk tot een grote vraag naar bouwmaterialen. Maar door de trage heropstart van Aziatische fabrieken en logistieke problemen - onder andere doordat het containerschip Ever Given een week het Suezkanaal blokkeerde - stokten de toeleveringen. De prijzen van onder meer hout en isolatiemateriaal schoten de hoogte in. Na een tijdelijke stabilisering zet de oorlog in Oekraïne een nog forsere spiraal van prijsstijgingen in gang.
Door de oorlog in Oekraïne worden staal en aluminium schaars en prijzig. De stijgende energie- transportkosten maken ook andere bouwmaterialen duurder. Fabrikanten van bouwmaterialen verhogen hun prijzen. Groothandels volgen en rekenen de meerkosten door aan de aannemers. Die proberen ze af te wentelen op de bouwheren en projectontwikkelaars.

Bouwen tegen vaste prijzen is nog amper mogelijk. Daardoor dreigt de factuur voor renovaties en nieuwe gebouwen hoger uit te vallen.

De Confederatie Bouw schat dat de arbeidskosten als gevolg van de hoge inflatie in 2021 en 2022 met ten minste 9,22% zullen stijgen. 

In onderstaande tabel de evolutie van de ABEX index.

In het meerjarenplan worden steeds de  laatste ramingen van de architecten opgenomen. Maar ook voor hen is het moeilijk om de evolutie van de bouwkosten in te schatten.

17. Risico: stijgende loonkosten door automatische indexering

Terug naar navigatie - 17. Risico: stijgende loonkosten door automatische indexering

Als de spilindex bereikt of overschreden wordt, stijgen de wedden in de publieke sector 2 maanden later met 2%.

Het indexcijfer van de consumptieprijzen (algemene index)
Het indexcijfer van de consumptieprijzen - of algemene index - meet de prijsevolutie van goederen en diensten die de gezinnen consumeren. De indexcijfers tonen de evolutie van de levensduurte voor de gezinnen.

De gezondheidsindex
Voor de berekening van de gezondheidsindex worden 4 types producten geschrapt uit de korf van goederen en diensten die voor de berekening van het indexcijfer van de consumptieprijzen gebruikt wordt: tabak, alcohol, benzine en diesel.

De te overschrijden spilindex
De spilindexcijfers fungeren als aanpassingsdrempels. Dit cijfer wordt op voorhand vastgelegd.
Als het gemiddelde van (de laatste 4 gezondheidsindexen x 98%) de spilindex bereikt of overschrijdt, worden de sociale uitkeringen en lonen aangepast.

Onderstaande tabel toont op welke momenten de lonen van de ambtenaren verhoogd werden  via een aanpassing van de  verhogingscoëfficiënt, nl. in sep/22 en jan/23,  en hoogstwaarschijnlijk in jan/24, mei/24. Als de afgevlakte gezondheidsindex (blauwe lijn ) groter wordt dan  de spilindex (rode lijn), dan wordt deze overschreden, en dus worden de sociale uitkeringen, pensioenen de maand nadien met 2% verhoogd, en de lonen van de ambtenaren 2 maanden later.

In de eerstvolgende wijziging van het meerjarenplan worden deze indexeringen opgenomen.